58
Stark had het bij het rechte eind gehad, wat de koffie op het politiebureau van Fahlenberg aanging. Desondanks dronk Jan terwijl hij vertelde twee koppen leeg om de vermoeidheid te bestrijden.
Hoe langer Jan praatte, des te ernstiger zag Stark eruit. De politieman zat op Heinz Krögers voormalige werkplek, nipte af en toe van zijn koffie en luisterde naar Jan met een geconcentreerde blik in zijn ogen.
‘Ik moet bij de hele kwestie steeds aan die oude mevrouw Nowak denken,’ besloot Jan zijn verhaal. ‘Het lijkt bijna alsof Jana echt een geestverschijning is.’
Stark knikte en staarde in gedachten verzonken in zijn kopje. ‘Ja, daar heb je alle reden toe,’ zei hij ten slotte.
Jan keek hem vragend aan.
‘Kijk, dokter Forstner, dat is precies ons probleem. We hebben net als aan het begin geen enkel bewijs dat die Jana bestaat.’ Met een mechanisch gebaar tastte hij in de binnenzak van zijn verkreukelde colbertje en haalde er een pakje Winston uit. Toen hij besefte wat hij deed, wierp hij een afkeurende blik op het bordje verboden te roken bij de deur en stak het pakje weer in zijn zak.
‘Ik wil u graag geloven,’ ging hij door, ‘maar dan hebben we meteen nog een probleem. Als ik u goed begrijp, wordt deze vrouw gedreven door waandenkbeelden. En ze heeft tegenover u beweerd dat ze een plan uitvoert. Maar op grond van haar geestelijk verwarde toestand zullen we de logica van dat plan niet kunnen begrijpen. Voorzover je in dit geval van enige logica kunt spreken.’
‘Ik weet alleen dat dit plan iets met mij te maken moet hebben,’ antwoordde Jan. ‘Die vrouw lijdt aan een liefdeswaan die op mij is gericht. Elke andere vrouw in mijn buurt is voor haar een storende factor die moet worden uitgeschakeld. Net als bij een ziekelijke vorm van jaloezie.’
‘Dan zou haar plan misschien kunnen zijn om een relatie met u te beginnen?’
‘Nee, dat denk ik niet,’ antwoordde Jan, en hij schudde zijn hoofd. ‘Kijk, erotomanen leven in een illusie. Daarom heeft een illusie van liefde in de eerste plaats betrekking op onbereikbare mensen. Want als het tot een werkelijke verhouding zou komen, dan zou dat de wensdroom in gevaar brengen, en die droom gaat bij deze ziekte voor alles. Bovendien is erotomanie in de regel alleen een gevolg van een andere, duidelijk verzwarende stoornis. In het geval van Jana denk ik dat ze lijdt aan hallucinatorische schizofrenie. En als dat zo is, stoelt datgene wat zij haar “plan” noemt op een fundament van wanen die we inderdaad niet kunnen herleiden. In elk geval niet zolang we haar biografische achtergrond niet kennen.’
‘Juist,’ bromde Stark, en hij wreef zich over zijn stoppelige kin. ‘Maar er is nog iets wat me niet helemaal duidelijk is. Weet u, gisteren werden we opmerkzaam gemaakt op een vrouw die door haar, nou ja, opvallende gedrag de aandacht van voorbijgangers trok. We hebben haar uiteindelijk aangetroffen in een bos en overgedragen aan een van uw collega’s. Die vrouw heeft niets met deze zaak te maken, maar ik vraag me af: waarom is die Jana tot nu toe niemand opgevallen door haar gedrag? Jana moet u toch gadeslaan. Dientengevolge houdt ze zich ergens in uw nabijheid op, en ze is duidelijk volkomen geschift. Zo iemand moet toch de aandacht trekken? Is er dan echt niemand die u verdacht voorkomt?’
‘Natuurlijk, maar zoals ik al zei waren alle verdenkingen tot nu toe onhoudbaar.’
‘En uw buren?’
‘Mijn naaste buurman is op het moment op reis.’
Stark nam nog een slok koude koffie.
‘Maar dat is toch heel eigenaardig?’ ging hij verder. ‘Zeg nou zelf. Afgezien van Nowak en zijn moeder, die deze Jana op het kerkhof zijn tegengekomen, schijnt niemand haar te hebben gezien. Maar als ze geen spook is – en God verhoede dat ik nu nog in geesten ga geloven – dan moet die vrouw toch een gewoon leven leiden. Ze moet ergens wonen, eten kopen en ga zo maar door. Dan zou een gestoord mens toch opvallen.’
Jan haalde zijn schouders op en zette zijn kopje neer. ‘Ik kan het alleen zo verklaren dat ze schuilgaat achter een solide reputatie, waarmee ze geleerd heeft haar stoornis te verstoppen voor de buitenwereld. In de psychiatrie noemen we dat ‘coping’. Denk maar aan schutters in winkelcentra, die volstrekt niet opvallen voor ze in actie komen en van wie achteraf iedereen beweert dat ze hen niet tot zulk gedrag in staat achtten, hoewel vaststaat dat ze al lange tijd geestelijk gestoord moeten zijn geweest. Ze hebben het alleen goed weten te verbergen.
Jana zal ook een masker dragen dat haar ware aard tegenover anderen verbergt. Waarschijnlijk heeft ze al vroeg geleerd zich aan te passen en in de loop der tijd steeds meer strategieën ontwikkeld om niet op te vallen.’
‘U bedoelt dat die vrouw een gespleten persoonlijkheid heeft?’
Jan schudde zijn hoofd. ‘Ja en nee. In hoeverre een dergelijke dissociatie echt bestaat is nog steeds omstreden. Vraag het tien van mijn collega’s en ze geven allemaal een ander antwoord. Ik denk dat dat vanzelf spreekt bij zo’n ingewikkelde stoornis. Die kun je niet helemaal begrijpen. Het is wel denkbaar dat zij een gespleten beeld van zichzelf heeft. Ze noemt zich Jana. Zoals ze mij zelf duidelijk maakte, probeert ze door die naam nog meer eensgezindheid met mij op te bouwen, maar het kan bovendien ook een toespeling zijn. Dat was een idee van een bevriende collega. Jana zou een vrouwelijke vorm van Janus kunnen zijn. Mogelijkerwijs wil ze daarmee wijzen op haar eigen gespletenheid.’
Met een diepe zucht leunde Stark achterover in zijn stoel. ‘Om eerlijk te zijn, hoe meer ik probeer er iets van te begrijpen, des te verwarrender wordt het.’
‘We mogen niet de fout maken haar waan te willen begrijpen of verklaren,’ zei Jan. ‘Geloof me maar, dat is in de meeste gevallen simpelweg onmogelijk.’
‘Hè? Ik heb altijd gedacht dat een psychiater dat nou juist moest doen,’ zei Stark verbaasd.
‘Nee, we moeten iets anders doen. We onderzoeken welke effecten een psychische stoornis op een mens heeft en proberen de oorzaken te achterhalen. Alleen zo kunnen we een passende behandeling vinden. Dat is alles. Als ik me in elke waan van mijn patiënt moest verplaatsen, zou ik al heel snel zelf rijp zijn voor behandeling.’
‘Daar kan ik inkomen,’ zei Stark, en hij knikte nadenkend. ‘Maar voor een onderzoeker is er nu eenmaal niets ergers dan dat je het motief van de dader niet kent. We zoeken al dagen vergeefs naar een spoor dat ons verder brengt, maar we hebben niets waar we mee kunnen beginnen.’
De hoofdcommissaris leunde met zijn ellebogen op tafel en keek Jan strak aan. ‘Luister, dokter Forstner. Ik wil u wel geloven. Maar als je alleen afgaat op de aanwijzingen die we hebben, zou je ervan uit moeten gaan dat de aanslag op juffrouw Weller helemaal geen aanslag was.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Nou ja…’ Stark maakte een gegeneerd gebaar. ‘Er is geen bewijs dat er een derde persoon bij de zaak betrokken is geweest. De hotelhouder heeft getuigd dat mevrouw Weller de kamer zelf heeft geboekt en betaald.’
‘Maar die man is zo goed als blind,’ wierp Jan tegen.
‘Natuurlijk, dat weet ik, dokter Forstner, en waarschijnlijk heeft de dader juist daar gebruik van gemaakt. Ze mag dan gek zijn, maar ze weet toch duidelijk precies wat ze doet. Dat bevestigt uw theorie over de perfecte vermomming. Maar zelfs als ik twijfel aan de uitspraken van de hotelhouder, dan hebben we nog steeds de bevestiging van het escortbureau dat de heer Davolic naar het hotel heeft gestuurd. Daar hebben ze me verzekerd dat een mevrouw Weller heeft opgebeld.’
Jan schudde energiek zijn hoofd. ‘Nee, niet Carla, maar Jana die zich voor haar uitgaf!’
Stark wreef zuchtend over zijn slapen. ‘Het vermoeden ligt weliswaar voor de hand, maar wie het ook geweest is, heeft het mobieltje van mevrouw Weller gebruikt. Dat is bevestigd door haar provider. En het mobieltje hebben we in haar eigen auto teruggevonden. Het lag in het handschoenenvakje.’
‘Kom nou toch,’ viel Jan tegen hem uit. ‘Carla zou zelf hebben opgebeld en haar eigen verkrachting besteld? Dat neemt u zelf toch ook niet serieus?’
‘Natuurlijk kan ik het me ook niet zo een-twee-drie voorstellen, maar het ene woord staat hier tegenover het andere.’
Jan deed zijn uiterste best zich te beheersen. ‘Goeie hemel, dat kan toch niet? Carla werd verkracht! Dat bestel je toch niet alsof het pizza is.’
Stark haalde diep adem en keek voor zich op tafel. ‘Ik heb gisteren een lang gesprek gevoerd met de dame van dit bemiddelingsbureau. Geloof me, daarna heb ik pas echt aan mijn eigen verstand getwijfeld. Het klinkt ongelofelijk, maar volgens haar worden dit soort… nou ja, speciale wensen vaker besteld dan je zou denken. Davolic en nog zo’n kerel van het bureau zijn er zelfs in gespecialiseerd. Rollenspellen, verkrachtingsfantasieën, sm, de hele bliksemse bende. Er schijnt goed aan te worden verdiend.’ De hoofdcommissaris keek Jan aan.
Een gevoel van diepe wanhoop benam Jan bijna de adem. ‘Ik geloof het gewoon niet,’ fluisterde hij. ‘Er moet toch ergens een spoor zijn?’
Stark leunde achterover en keek hem meelevend aan. ‘Helaas niet. Volgens het indirecte bewijs heeft mevrouw Weller de gigolo en de hotelkamer zelf geboekt en is ze ook zelf naar het hotel gereden. De handboeien en de knevel zijn massaproducten die je in elke sexshop of op internet kunt kopen. En ook daarop hebben we geen vreemde vingerafdrukken kunnen vinden. Alleen die van uw partner en Davolic.’
‘Maar dat is toch waanzinnig! Carla werd in de parkeergarage overvallen. Daar moet ze toch gevochten hebben.’
‘In de garage zijn geen bewakingscamera’s en verder hebben we ook niets kunnen vinden wat duidt op een gevecht of iets van dien aard.’
‘En de injectie dan? Carla zei dat ze ergens mee was ingespoten.’
‘Dat zijn we nagegaan. Er is weliswaar een wondje in haar hals, maar volgens de dokter kon in haar bloed geen verdovingsmiddel worden aangetoond. Als er al iets is gebruikt, denkt hij dat het een stof is geweest die heel snel door het lichaam wordt afgebroken. Iets als ghb, bijvoorbeeld.’
‘ghb wordt vooral bij bevallingsanesthesie en spierspanningsziekten toegepast, en sinds kort ook bij parkinsonpatiënten. Werkt Jana misschien in een ziekenhuis?’
‘Dat kan natuurlijk, maar helaas is het spul ook heel geliefd als knock-outdruppels. Je kunt ze op elke straathoek kopen. Luister, ik zal erachteraan gaan, maar op dit ogenblik kan ik u niets beloven.’
‘En wat kunnen we nu doen?’
Weer leunde Stark achterover. ‘Verdergaan met vissen in troebel water,’ zei hij, en toen kwam de doordringende blik terug in zijn ogen. ‘Maar in de eerste plaats moet u ermee ophouden in uw eentje voor detective te spelen. Stel mij meteen op de hoogte als u iets vreemds opmerkt. Ik zal er alles aan doen om u politiebescherming te geven. Maar bij dit magere bewijs zal dat niet makkelijk worden. Wees erop voorbereid dat het een tijdje gaat duren. Tot die tijd raad ik u aan goed op uzelf en mevrouw Weller te passen. U bent het lokaas, dokter Forstner. Vergeet dat niet.’